Het gouden zonnemasker van de inca's

Hoofdstuk 3: De stad in de wolken

Voor een paar jaar leek de rust gekeerd. Atahualpa ging terug naar zijn leger in Quito om ons land aan de uiterste noordgrens te beschermen en Huascar was een zeer bekwame inca. Ik woonde bij zijn oom Umu de hogepriester en alles was goed. Vooral in de zomer. Dan verbleef een deel van de incafamilie in hun paleizen in de bergen en wij gingen mee.

Het zomerverblijf van de inca's lag op slechts enkele dagen reizen van de stad. Machu Picchu heette die plek, wat oude berg betekent. Umu en ik noemden het "de stad in de wolken" omdat het hoog in de bergen was gebouwd. Precies in het zadel tussen een oude berg en een puntige iets hogere nieuwe berg was een kleine stad nagebouwd, compleet met paleizen voor de inca, een huis voor de zonnemaagden, woningen voor zijn hofhouding en allerlei gebouwen voor de heilige zon, zodat Umu zijn rituelen kon uitvoeren. Het meest indrukwekkend waren de landbouwterrassen die rondom de stad als een grote brede trap tegen de bergflanken waren aangebouwd en waar groente werd gekweekt. Aardappels, quinoa en natuurlijk maïs. Via een ingenieus systeem werd de rivier door een aantal kanalen naar beneden geleid zodat het smeltwater van de bergen de akkers overal bevloeide. Gedurende het hele jaar woonden hier een aantal boeren die zorgden dat de pakhuizen op de berg altijd goed gevuld waren voor als de inca kwam.

Ik genoot al ontzettend van de tocht ernaartoe. In een lange stoet liepen we de hoofdstad uit en volgden de weg naar de bergen in het noordwesten. Voorop de zingende vegers die het pad vrijmaakten van steentjes en strootjes, gevolgd door een groepje uitverkoren vrouwen die rijkelijk met bloemen strooide.. Dan hoogverheven onze inca in een draagstoel. Daarachter een bonte groep van familie, hofhouding en bedienden. We deden er een paar dagen over en kwamen door allerlei landschappen. Wat genoot ik van de nevelwouden vol orchideeën en van de besneeuwde hoogvlakten. Soms was het een hele klim en snakten we naar adem.

Ik weet nog dat we een hoge pas over moesten die leek op een liggende vrouw. We liepen recht over haar buik! Boven op de dodevrouwenpas offerden we voedsel en drank voor de berggoden als dank dat ze ons doorlieten. Ik stond de hogepriester bij en daarna sloten we weer in de stoet aan. Umu en ik liepen toch veel sneller dan zo'n grote groep die met bagage en al de berg af moest. Als je er bijna was dan moest je nog de beroemde Chuquichacabrug over. Een rieten hangbrug over de brede Vilcabambarivier die met woest geweld onder in het diepe ravijn voortraasde. Door het kabaal dat het water maakte kon je jezelf soms haast niet meer horen denken.

Wat was het ieder jaar weer heerlijk om die laatste bocht om te gaan en dan in de verte de stad in de wolken te zien liggen! In Machu Picchu heb ik vier heerlijke zomers beleefd. Er was van alles te doen. Soms speelde ik met de jongere broertjes van Huascar. Tupac vond mij nog te klein, maar Manco en Paullu waren slechts vier en twee jaar ouder dan ik. We speelden verstoppertje of keken wie een steen het verste kon wegslingeren. Alleen hardloopwedstrijdjes wilden zij niet tegen mij afleggen, want die won ik altijd.

Soms hielp ik Umu met zijn rituelen. Dan werd ik om een boodschap gestuurd. Omdat ik zulke goede benen had, zond hij mij zelfs naar het wachthuisje op een dag loopafstand. Ik rende het in een paar uur. Dat vond ik een leuk klusje. Of ik beklom samen met Umu de steile nieuwe berg om 's ochtends vroeg de eerste stralen van onze geliefde zon op te vangen. Het was er zo heerlijk op die berg dat we zelfs eigenhandig een kleine hut bouwden om op die plek te kunnen blijven slapen. Aan de nachten daar, waarin ik samen met Umu naar de sterrenhemel keek, bewaar ik mijn beste herinneringen.

Umu bestudeerde de melkweg en wees maar ik op moest letten. Wat hij allemaal niet aan de nachtelijke hemel kon aflezen! Of het regenseizoen al zou beginnen bijvoorbeeld en of we een goede oogst kregen of juist een slechte. De tekenen voorspelden nog steeds niet veel goeds. Ik hield mijn mond en sperde mijn ogen wijd open, maar overal om mij heen zag ik alleen maar blije mensen.

Eén moment zal ik nooit vergeten. Dat was op de terugtocht na die eerste zomer. Ik was door Umu voor een boodschap naar voren in de stoet gestuurd. Daarbij moest ik de lange rij van zonnemaagden passeren, die altijd met ons meegingen naar de stad in de wolken. Deze vrouwen woonden opgesloten in hun eigen maagdenhuis en die zag je normaal nooit. Zij mochten geen contact hebben met de buitenwereld. Ze behoorden alleen de inca toe. Meestal passeerde ik ze rennend en keek niet op of om. Ik was pas zeven jaar, wat wist ik van mooie vrouwen? Dit keer stonden we net voor de Chuquichacabrug. Daar kon je alleen maar één voor één achter elkaar aan lopend overheen. Je moest met beide handen de gevlochten kabels aan de zijkanten goed vasthouden. Die dag was de groep maagden net aan de beurt om de rivier over te steken toen ik langs de stoet kwam aanrennen. Ik drong voor en stak ingeklemd tussen twee zonnemaagden de rivier over. De vrouwen werden streng bewaakt, maar ik was een kind en de wachter greep niet in.

De rivier onder ons maakte een oorverdovend lawaai. Toch hoorde ik iemand achter mij uit alle macht "Ekekko" in mijn oor schreeuwen. Ik keek om. Daardoor wiebelden we gevaarlijk heen en weer. De vrouw achter mij lachte en riep opnieuw "Ekekko". Dat betekent geluksbrenger. Bijna was ik stil gaan staan, maar dat kon natuurlijk niet daar midden op die volle hangbrug. Voorzichtig keek ik nogmaals om. Midden in haar lachende gezicht, maar in haar ogen stonden tranen. Ik keek vlug weer voor me en kreeg een warm gevoel. Aan de overkant van het ravijn aangekomen draaide ik me om en wilde met haar praten. Ze gebaarde driftig dat ik door moest lopen. Het was strikt verboden om contact te hebben met een zonnemaagd. Al aaide ze mij nog wel even snel over mijn bol. Ik gloeide van top tot teen toen ik verder rende.

Sindsdien keek ik altijd of ik haar zag. Dan lachte de zonnemaagd naar me en als ze dacht dat niemand het zag vormde haar mond het woord Ekekko. Thuis in mijn kamer met Umu dacht ik vaak terug aan deze vrouw. Zou zij mijn moeder zijn?? Ik durfde er niet met Umu over te praten. Als iemand er ooit achter kwam dan liep de vrouw gevaar. Op overspel stond de doodstraf. De zonnemaagden waren alleen voor de inca en onze toenmalige inca was in de jaren rond mijn geboorte niet in Cuzco maar in Quito, duizend mijlen verderop. Ik begreep niet precies hoe het zat. Want wie was dan mijn vader als de inca het niet was? Of was de inca af en toe in zijn woonplaats op bezoek geweest en had ook ik koninklijk bloed?! Jarenlang fantaseerde ik in die tijd dat ik eigenlijk een prins was en dat iemand daar op een goede dag achter zou komen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb