Het gouden zonnemasker van de inca's

Hoofdstuk 2: De inca sterft

Drie dagen later bereikte een renbode vanuit Quito onze hoofdstad met de mededeling dat de grote inca Wayna Capac was overleden. De berichten moeten elkaar gekruist hebben, want je kunt nooit duizend mijl in drie dagen afleggen. Zelfs niet via ons ingenieuze systeem van goede wegen en vele koeriers die allemaal een klein stukje keihard rennen en dan de boodschap doorgeven aan de volgende. Deze renbodes zorgen ervoor dat vis uit zee in twee dagen tijd vers onze hoofdstad bereikte. De kust is vijfhonderd mijl vanaf Cuzco en de noordgrens van ons rijk is meer dan twee keer zo ver. Ons bericht over het dreigende gevaar kon Quito dus nooit zo snel bereikt hebben. Misschien was de inca wel gestorven op het moment dat wij de adelaar zagen vallen en was dat alles wat het betekende, opperde ik.
Umu hield abrupt op met waar hij mee bezig was. Met de commandeerderige stem die hij soms kon opzetten als hij wilde dat ik deed wat hij zei, beval hij me mijn ogen dicht te doen. "Stijf dicht en niet gluren." Ik sloot mijn ogen. "Loop nu rond met dichte ogen", hoorde ik zijn stem. Voorzichtig zette ik een paar stappen. Ik durfde niet goed. Ook al wist ik dat er niet veel spullen stonden in deze ene ruimte waarin we woonden, aten en sliepen. Wij hadden niet veel en wat we hadden hing aan haken aan de muur. Toch was ik bang om over een lamavacht te struikelen of tegen een muur op te lopen. Na een paar passen kon ik me al niet meer oriënteren. Deze kamer, die mij zo vertrouwd was, leek vreemd en anders, en ook een beetje eng. Toen ik mijn ogen weer mocht openen, was alles in één klap weer normaal. "Dat zal je leren dat het minder eng is de wereld met open ogen te bekijken", voegde Umu mij toe.
Midden in de kamer stond ik stil en dacht na over zijn woorden. Ondertussen liep Umu om mij heen druk zijn tassen te pakken. Hij moest zich gereedmaken om naar Quito te gaan. Het lichaam van Wayna Capac moest gebalsemd worden. En Ninan, zijn oudste zoon, moest tot nieuwe inca gekroond. Allemaal taken voor de hogepriester.
Ik wou mee. Umu zei dat het een verre reis was en dat ik beter hier kon blijven. Daar wou ik niets van horen. "Ik heb goede benen!", riep ik. "Ik ben jouw kleine renbode. Als je mij om een boodschap stuurt ben ik altijd heel snel terug." Een uur lang zeurde ik aan Umu's kop. Toen mocht ik mee. Maar hij zou me onderweg achtergelaten als ik hem te veel zou ophouden, waarschuwde hij. Er liep een rilling over mijn rug, want ik wist dat hij het meende.
Nog diezelfde dag gingen we op pad. Er was geen tijd te verliezen. Umu liep stevig door. Een lama droeg onze spullen. Het kostte mij gelukkig weinig moeite om hem bij te houden. Wellicht omdat ik zo opgetogen was over onze tocht. Ik was nog nooit op reis geweest en keek mijn ogen uit.
Van Umu leerde ik dat het incarijk een lange strook land was met aan de ene kant de grote stille zee en langs de andere kant het oerwoud van de Amazone. Tussen de vlakke woestijn langs de kust en het dichtbegroeide regenwoud lag het Andesgebergte. Twee oneindig lange rijen met bergen. Ze droegen namen: de witte keten met zijn eeuwige sneeuw op de toppen en de zwarte keten waar weinig regen op viel. Er tussen in bevond zich een hoogvlakte en daarover liepen wij. Door valleien, over bergpassen en langs brede rivieren. regelmatig moesten we een ravijn oversteken. Die waren overspannen door handgeknoopte bruggen van gras en riet. De eerste keer vond ik het maar wat eng om over die wiebelige hangbrug te lopen, maar ik hield mijn ogen wijd open en strak gericht op de sterke rug van Umu. Ik probeerde precies met hem in de pas te lopen en me daar volledig op te concentreren. Dat leidde af van de dreigende diepte onder mij. Alle keren bereikten we veilig de overkant.
We kwamen langs vele kleine dorpjes. De huizen waren door de bewoners zelf gemaakt van klei vermeng met stro en koeienpoep. Deze lemen huisjes hadden ronde daken van riet waar de rook van de vuurplaats doorheen kringelde. Net als bij ons in Cuzco leefde de hele familie in één ruimte met alleen een deuropening. “Wij zijn een land van boeren en herders,” wees Umu mij trots. Overal zagen we boeren werken op het land in hun poncho's. Tegen de felle zonnestralen droegen ze een rieten strohoed met vrolijke gekleurde banden. De vrouwen kookten en weefden. Ze droegen wijde rokken en hoge hoeden waar hun dikke zwarte vlechten onderuitstaken. In elk dorp hadden alle inwoners dezelfde soort versiering op hun hoed, zodat je kon zien waar ze vandaan kwamen. Hun kinderen hoedden de dieren of verzamelden brandhout.
's Nachts sliepen we in stenen huisjes langs de kant van de weg, die daar speciaal voor reizigers waren neergezet en die goed werden onderhouden door dorpelingen in de buurt. Er lag eten en brandhout en soms zelfs een slaapmat. Alles in het rijk werd trouwens goed verzorgd. De wegen waren uitstekend onderhouden en de bruggen nergens kapot. Dat was fijn, want de meeste hangbruggen waren gespannen over zeer diepe ravijnen en als je in het midden van zo'n rieten brug wiegde in de wind boven een kolkende rivier, dan was je blij dat je veilig kon oversteken.
Onderweg kwamen we verschillende renbodes tegen die beweerden op weg te zijn naar Cuzco om te melden dat ook Ninan de kroonprins onverwacht was overleden. Een paar dagen na zijn vader, aan dezelfde vreemde ziekte. Ik kneep mijn ogen samen toen ik het alarmerende bericht hoorde. Umu zag het en meteen sperde ik ze wijd open. De wereld is minder eng als je de waarheid onder ogen ziet. De priester legde een hand op mijn schouder, ten overstaan van de renbodes. Dat deed me goed.
Umu twijfelde. Het was nog meer dan een maand lopen naar Quito. Moest hij niet eerst terug naar Cuzco om Huascar te kronen met de koninklijke franje? Huascar was de eerstvolgende in de lijn. Maar de bodes verzekerden ons dat Atahualpa de nieuwe inca zou worden. Atahualpa had aan het sterfbed van zijn vader gezeten. De stervende inca had gezien dat Ninan ook ziek was en tegen Atahualpa gezegd dat hij inca moest worden als ook Ninan dood zou gaan. Het was gebruikelijk dat een inca in zijn stervensuur een opvolger aanwees en dat hoefde niet per se de oudste in de rij te zijn als een jongere zoon capabeler leek. Maar het was wél ongebruikelijk dat een kind van een andere vrouw dan zijn officiële zustervrouw koning werd.
Inca's trouwden altijd met één van hun eigen zussen om zo het bloed van de koninklijke familie zuiver te houden voor de troonopvolging. Incavorsten hadden er wel een grote harem aan vrouwen naast waar ze ook kinderen bij verwekten. Deze zonnemaagden waren de mooiste dochters van het land. Zij werden al op jonge leeftijd naar het maagdenhuis gebracht en moesten daar het voedsel en de kleren voor de inca verzorgen. In Quito was zo'n zoon geboren uit een bijvrouw: Atahualpa. Toen hij wat groter werd mocht hij samen met Ninan dienen in de legers van zijn vader. Daar bleek hij zo goed in dat hij algauw als hoofd van het hele leger werd benoemd. Nu had Wayna Capac deze jongen dus aangewezen als de nieuwe inca. Dat was mogelijk, want een leger kunnen leiden is een belangrijke kwaliteit voor een inca. Aan de andere kant kon niemand bevestigen dat de gestorven inca echt deze Atahualpa had aangewezen. Wayna Capac had tenslotte Huascar als leider over Cuzco achtergelaten. Dat was ook een verantwoordelijke taak, want onze hoofdstad was het centrum van de wereld. Vandaaruit liepen vier koninklijke wegen naar elk van de vier windstreken. Bovendien was Cuzco ook het middelpunt van ons geloof. In de zonnetempel hing immers het gouden zonnemasker. Vanuit die kern straalden er heilige lijnen naar alle delen van ons rijk. Eigenlijk was het veel logischer geweest als Huascar onze nieuwe inca zou worden...
Umu besloot voort te gaan naar Quito en polshoogte te nemen. Ik ging met hem mee. Mijn benen waren echt goed! Alleen tijdens het laatste gedeelte, toen de bergen moeilijk begaanbaar werden, was ik soms moe. Dan gaf Umu mij een cocablad om op te kauwen. Dat gaf zoveel energie, dan hield ik het weer uren vol en voelde vermoeidheid noch honger.
Na een tocht van vijftig dagen door hitte en kou, droogte en regen kwamen we aan in Quito. De stad leek precies op onze hoofdstad met zijn lange smalle straten die recht op een plein afliepen. We gingen meteen naar het tempelcomplex en meldden ons bij de priester van Quito. Een stuurs kijkende man die Kilker heette. Bij hem zouden we logeren. Het gezicht van priester Kilker verstrakte toen hij ook mij onderdak moest bieden. Hij verontschuldigde zich tegenover de hogepriester dat hij slechts slaapplaats had voor één persoon. "Niets aan te doen," bromde Umu. "Die jongen blijft bij mij." Vervolgens sliepen wij alle nachten tijdens ons verblijf in Quito dicht tegen elkaar aan op een slaapmat. Het voelde veilig om Umu's warme lijf zo dicht bij me te hebben in de nacht.
In de dagen na onze aankomst in Quito overlegde Umu met iedereen. De generaals Quisquis en Chalcuchima die uit deze regio kwamen en Atahualpa goed kenden vonden dat de hogepriester hem moest kronen. Atahualpa eiste op luide toon zijn titel op. De wil van zijn vader de inca was wet! Maar de hogepriester was niet bang voor zijn neefje. Samen met Kilker balsemende Umu het lichaam van zijn halfbroer Wayna Capac en raadpleegde de goden. Wat te doen? We hoorden geruchten dat de inca op zijn sterfbed de stad Quito aan Atahualpa had beloofd en de rest aan Huascar. Het land was zo groot, dat konden ze best delen. Zo had Wayna Capac gesproken, aldus een bediende die het gesprek overhoord had. Na veel heen en weer gepraat tussen de beide priesters, de generaals en een aantal hoge functionarissen werd tot die oplossing besloten.
Toen ook het lichaam van Ninan was gebalsemd, keerden we met zijn allen in een lange stoet terug naar Cuzco. De gestorven inca was prachtig aangekleed, compleet met een indrukwekkende verentooi op het hoofd. Ook de kleren van zijn gestorven troonopvolger blonken aan alle kanten door schitterende sieraden. Het leek wel alsof ze nog leefden, zo echt zagen ze eruit, terwijl ze zittend in hun gouden draagstoelen werden vervoerd. Natuurlijk wist ik dat hun lijven met touwen in een hurkstand bijeen werden gehouden. Atahualpa ging met ons mee. Zijn generaals bleven achter bij het leger.
We hadden veel bekijks onderweg. In alle dorpen kwamen de inwoners naar ons toe rennen om hun geliefde inca de laatste eer te bewijzen. De mensen droegen met plezier de koninklijke bagage naar het volgende dorp of veegden de weg schoon, zodat er geen steentje of strootje meer voor de voeten van de baardragers lag. Het pad werd bestrooid met bloemen, net zoals men dat gewend was te doen bij een levende inca.
In Cuzco merkte ik dat de hele hofhouding van Wayna Capac in zijn paleis voortging alsof de inca inderdaad nog leefde. Ze zetten eten voor hem neer en joegen de vliegen van zijn gezicht. Daarom zou de nieuwe inca zelf een eigen paleis moeten laten bouwen. Alles wat van zijn vader was geweest, bleef van Wayna Capac. Uiteindelijk werd in goed overleg - ook met Atahualpa - besloten om alleen Huascar tot inca te kronen. Die kreeg het hele rijk en Atahualpa het gebied rond de stad Quito, zoals zijn vader op het sterfbed bepaald had.
Huascar ging meteen drie dagen vasten. De hele stad was druk met voorbereiden. Vooral Umu die de inzegening moest leiden, had veel te doen. Hij verzamelde offergaven en keurde de koninklijke franje of die wel degelijk genoeg gemaakt was. De franje was een knalrode band van wollen draadjes die ten alle tijden het voorhoofd van onze inca sierde ten teken dat hij onze vorst was. Diens troonopvolger droeg er vaak eentje met gele franje.
Het werd een plechtige bijeenkomst. Alle inwoners van de stad waren in hun mooiste kleren tesamen gekomen op het grote plein. De edelen droegen de fijnste stoffen en de meest prachtig ornamenten: oorbellen, brochures, armbanden en enkelbanden, teveel om op te noemen. Allemaal even schitterend versierd met goud en zilver en edelstenen. Het gewone volk was niet geoorloofd om de tranen van de zon of het zweet van de maan te dragen. Maar ook zij waren op hun best gekleed komen kijken. De vrouwen droegen hun dikke zwarte haar in stevige vlechten. Ook de mannen droegen lang haar, want behalve een pony wij knipten het nooit. De mensen waren vrolijk en uitgelaten. De inhuldiging van een nieuwe inca is een plechtig moment en een groot feest.
De mummies van alle voorgaande inca's werden naar buiten gedragen en in hun draagstoelen op het plein neergezet. Daar was Pachacuti de aardschokker en zijn zoon Tupac de onvergetelijke. Ik kon hun heldendaden wel dromen. Hoe ze het rijk hadden vergroot en uitgebreid tot het machtige gebied dat het inmiddels was. Huascar liep langs deze lange lijn van indrukwekkende voorouders. Even stond hij stil voor zijn opa Tupac. Daarna knielde hij eerbiedig voor zijn vader Wayna Capac. Met opgeheven hoofd nam Huascar daarna plaats op de troon. Nu was het zijn beurt om inca te worden. Wat zag hij er mooi uit in de glad geweven stoffen van de felste kleuren. En wat was ik trots op Umu die hem de veren hoofdtooi mocht opzetten en de rode koninklijke franje mocht ombinden. De hele dag ging op aan rituelen en het danken van de zonnegod die ons deze goede zoon als inca had gegeven. Tot diep in de nacht was het daarna feest met zang en dans en vooral met veel maïsbier!
Een van de eerste dingen die onze nieuwe inca Huascar een paar weken later deed, was het omploegen van het grote plein in Cuzco. Met deze ceremonie opende hij het nieuwe jaar. Het was ook de start van het zaaien van de maïs. De inca kwam zelf met al zijn edelen opnieuw naar het centrale plein van onze hoofdstad en zette eigenhandig zijn ploegstok in de grond. Tesamen met alle inwoners van Cuzco ploegde hij ons plein om alsof we het land bewerkten om maïskorrels in te zaaien. Het was een symbolische handeling, die aan iedereen liet zien hoe nobel het werken op het land is, dat zelfs de hoogverheven inca er niet te goed voor was. Zij aan zij met zijn broer Atahualpa spitte hij de aarde om. Samen met alle andere lieden van de koninklijke familie die in de rest van het jaar geen tijd hadden om een spade vast te houden omdat ze te druk waren met het besturen van ons land. Het was een mooi gezicht. Umu hielp ook mee en begeleidde zoals altijd deze jaarlijkse plechtige ceremonie. Daarna was het alweer feest en het maïsbier vloeide zo rijkelijk dat de rivier die langs het plein liep naar de urine rook omdat de mensen er zoveel in plasten.

Maak jouw eigen website met JouwWeb